Minder grondstoffen gebruiken: hoe krijgen we dat voor elkaar?

  • Nieuws
Piet Zijlstra.JPG
Niels Faber

Het doel van de overheid om in 2030 de helft minder mineralen, metalen en fossiele grondstoffen te gebruiken gaan we waarschijnlijk niet halen. Dat concludeerde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) eind februari. Lector Niels Faber en docent en projectleider Piet Zijlstra geven in de Week van de Circulaire Economie hun visie op dit nieuws en hoe we het wel voor elkaar krijgen om minder grondstoffen te gebruiken.

Tekst: Jan Willem Kerssies

Het nieuws dat we de doelstelling voor 2030 niet gaan halen komt voor Faber niet als een verrassing. “In alle eerlijkheid verbaast het mij niet echt. We willen heel graag circulair produceren, maar als je ziet wat voor stappen we zetten dan is dat minimaal”, aldus Faber, lector Transition towards a Circular Economy. In 2050 moet de Nederlandse economie volledig circulair zijn. Dat betekent dat producten en grondstoffen opnieuw gebruikt worden en er bijna geen afval meer is. Zijlstra, docent van de cursus Circulair Bouwen voor professionals en projectleider bij BuildinG, verwacht ook niet dat we deze doelstelling gaan halen. “De 25 jaar die we nu nog voor de boeg hebben gaat te weinig zijn. Je ziet bijvoorbeeld dat wet- en regelgeving en aanbestedingsbeleid niet meebewegen met de ontwikkelingen. De plicht om circulariteit mee te nemen in aanbestedingen ontbreekt. Dat mag best een beetje doorgedrukt worden. Maar ook de kennis van het onderwerp moet omhoog. Je merkt daarnaast dat er soms angst is voor innovatieve aanbestedingsvormen. We doen het op de oude manier waarbij vooral gekeken wordt naar de prijs, terwijl circulariteit prima toe te passen is.”  
 
Faber constateert dat circulariteit niet alleen in de bouw moeizaam van de grond komt, maar ook in andere industrieën. “Er zit wel ontwikkeling in. Je ziet dat producenten steeds vaker de verplichting hebben om te recyclen en producten terug te nemen. Er is onlangs een Europese wet aangenomen waarbij circulariteit meegenomen moet worden in het productontwerp. Producenten worden verplicht om nieuwe producten te maken van zowel nieuwe als gebruikte grondstoffen. Het zijn kleine stapjes waardoor we de juiste kant op gaan. Waar ik nog meer ontwikkeling zou willen zien is in het beperken van de instroom van fossiele grondstoffen en er moet wellicht ook iets gedaan worden aan het prijsbeleid. Circulaire producten moet goedkoper aangeboden worden om de circulaire economie een boost te geven en dat kun je prima in een wet vastleggen.” Volgens Zijlstra wordt er in de bouw nog te weinig ontworpen met de materialen die beschikbaar zijn. “We moeten meer kijken naar welke producten we kunnen hergebruiken. We hebben onlangs het circulaire gebouw ROAM geopend. De showcase aan de Zernikelaan is voor negentig procent gemaakt van circulaire materialen. We hebben het ontwerp voor het gebouw aangepast aan de voorradige materialen.” 

Lees ook: Samenwerking tussen mbo en hbo levert circulair gebouw ROAM op

Recycling komt moeilijk op gang 

Faber ziet weldegelijk dingen veranderen, al zijn het wel kleine stapjes die gezet worden. “In de bouw gebruiken ze steeds vaker biobased materialen. Voor plastic werken we ook aan duurzame alternatieven. Maar voor sommige productgroepen zijn circulaire oplossingen heel lastig, denk bijvoorbeeld aan elektronica. Wat we daar vooral zien is dat recycling nauwelijks van de grond komt. De verbinding tussen het inzamelen en het weer opnieuw toepassen ontbreekt. En dat beeld zie ik bij meer industrieën. Vanuit economisch perspectief zie je nauwelijks interventies op de markt. Je ziet dat grondstoffen tegen dumpprijzen aangeboden worden. Je legt het dan altijd af met een recyclingstrategie.” Wie is verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat we als maatschappij minder grondstoffen gebruiken? Zijlstra: “We zeggen altijd snel de overheid, maar als je kijkt naar de bouw dan hebben de opdrachtgevers ook een grote rol. Maar men moet het ook durven. Als je kijkt naar bijvoorbeeld circulair hout dan willen we altijd alles gecertificeerd hebben. Er is vaak nog angst om hout opnieuw te hergebruiken. Het vertrouwen in het hergebruik van materialen moet omhoog.” 
 
Volgens Faber hebben zowel de overheid, de industrie, als de burger een rol als het gaat om het verminderen van het grondstoffengebruik. “Uiteindelijk is circulariteit een maatschappelijk vraagstuk, en dat betekent dat iedereen zijn rol moet pakken. Ten eerste geldt dat voor de overheid. Zij zorgen voor wet- en regelgeving en hoe we producten beprijzen. Ten tweede de industrie. Ik vind dat de industrie de laatste 50 jaar heeft liggen slapen. De discussie die we nu voeren is al begonnen in 1972. Toen werd al gewaarschuwd dat grondstoffen op raken. Ik zeg niet dat er niks gebeurd is, alleen is er fundamenteel niks veranderd. Ik vind ook dat de maatschappij in brede zin een rol heeft. Burgers moeten kritisch kijken naar wat consumeren we nu eigenlijk, hoe lang doe je met een product, heb ik het echt nodig en wat doe je als je een product vervangt? We hebben als hogeschool ook een rol. We moeten studenten niet alleen vaardigheden aanleren, maar ook verantwoordelijkheden. Dus hoe gaan we om met het vraagstuk consumptie en met de natuur.” 

Marktdenken niet altijd overeind houden 

Welke tips hebben Faber en Zijlstra om het tij te keren? Hoe kunnen we minder grondstoffen gebruiken? Faber: “Voor de overheid zou ik zeggen volg het Europese stelsel aan wet- en regelgeving. Doe vooral wat nodig is in het licht van de maatschappelijke opgaven die we hebben. Ideologie mag af en toe wel op een zijspoor gezet worden. Marktdenken is nuttig, maar we moeten het niet in iedere situatie overeind houden. Als je bijvoorbeeld kijkt naar recycling zien we dat de markt circulaire bedrijven figuurlijk de nek omdraaien. Je ziet dat nieuw plastic veel goedkoper aangeboden wordt dan gerecycled plastic. Daar mag de overheid wel op ingrijpen. Voor de industrie zou ik zeggen begin bij het ontwerp en denk ook na over het verdienmodel. Is het noodzakelijk dat je een product verkoopt of kun je het beter in eigendom houden? Je kunt dan licenties uitgeven voor het gebruik. Dat is niet overal even makkelijk toe te passen, maar het is wel een goede denkrichting. Burgers wil ik vooral oproepen om goed na te denken voordat je spullen koopt. Is het echt nodig of is er een tweedehands alternatief voor handen waarmee je hetzelfde kunt?” 
 
Volgens Zijlstra mogen we ook best wat meer lef tonen. “We hebben dat bij ROAM ook gezien. Het kan best, maar je moet wel het lef hebben om het te doen. Daarnaast moeten we af van het feit dat circulariteit een economische keuze is. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de herinrichting van de Zuidelijke Ringweg in Groningen dan had het percentage circulariteit voor dit project veel hoger kunnen zijn. Maar omdat er te weinig geld was, maakten de betrokken partijen andere keuzes. Daarnaast vind ik ook dat we circulariteit veel meer moeten verankeren in ons onderwijs, dat geldt ook voor de Hanze. Pas het onderwijsprogramma aan op de hedendaagse ontwikkelingen. Dat gaat mij persoonlijk nu nog wat te langzaam.” Daar is Faber het mee eens. “We moeten thema’s als circulariteit en duurzaamheid over de breedte van het onderwijs en onderzoek uitrollen. Voor mijn onderzoeken wil ik me echt richten op de relevante vragen. Dus vooral hoe krijgen we circulariteit van de grond. ROAM is een prachtig voorbeeld van hoe het kan. Alleen wil ik niet één, maar duizend ROAMS zien hier in de omgeving. En dat is een vraagstuk waar we heel slecht uitkomen voorlopig.”  

Interessegebieden

  • Aarde en Milieu
  • Gedrag en Maatschappij