Het Noordelijke energielandschap vormgeven? Challenge accepted!
- Onderzoeker aan het woord
Windmolens op zee, zonnepanelen in het groen, fabrieken aan de horizon. Allemaal in een schilderachtig decor met boerderijen en kerkjes. Dit is vaak hoe de energietransitie wordt geschetst. Maar, waar krijgen die waterstoffabrieken, zonneparken en leidingen straks écht een plek? Onderzoeker Kim van Dam: “De energietransitie moet niet alleen maar over MegaWatts gaan, maar net zo goed over het landschap waarin wij straks willen wonen.”
Dit is een artikel uit het Hanze Impact Magazine. Meld je gratis aan
Kim van Dam – Als senior onderzoeker Ruimte, Energie en Landschap verbonden aan ENTRANCE – Centre of Expertise Energy en Kenniscentrum NoorderRuimte.
De overgang van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energie is één van de grote uitdagingen van deze eeuw. Deze transitie verandert niet alleen de wereld achter ons stopcontact. De windmolens, zonneparken en waterstoffabrieken die hiervoor nodig zijn, hebben ook impact op ons landschap, zeker in het Noorden. “Maar hoe wij dit precies een plek gaan geven, dat weten we eigenlijk nog niet zo goed”, ziet Kim van Dam.
Hoewel de energietransitie op stoom komt, zijn er nog veel fabrieken, leidingen en zonnepanelen nodig om in 2050 fossielvrij te worden. “Wil je de kwaliteit van die leefomgeving borgen én de energietransitie op gang houden, dan kun je energie en ruimte niet los van elkaar zien.” Daarom startte de Hanze onder leiding van Van Dam een onderzoekslijn gericht op de ruimtelijke en landschappelijke impact van de energietransitie. Twee kenniscentra, ENTRANCE – Centre of Expertise Energy en Kenniscentrum NoorderRuimte, spelen hierin een belangrijke rol.
Wil je de kwaliteit van de leefomgeving borgen én de energietransitie op gang houden, dan kun je energie en ruimte niet los van elkaar zien
Energieplanning en ruimtelijke planning zijn vaak nog ‘two worlds apart’, stelt Van Dam. “De energiewereld denkt heel technisch in de opwek, opslag en het transport van Mega- en GigaWatts. De wereld van ruimte denkt juist in de hectares die hiervoor nodig zijn en hoe je die met respect voor de omgeving inpast… Bij die kant van het verhaal staan wij nog onvoldoende stil. Maar in een land waar elke vierkante meter schaars is, heb je die vraag wél te stellen.”
Dit maakt de energietransitie niet alleen een technisch vraagstuk, maar ook een sociaal-ruimtelijk vraagstuk. Van Dam: “Wil je de transitie mogelijk maken, dan moet dit in harmonie met bewoners en omgeving. Dit betekent dat je vooraf nadenkt over de toekomst van ons landschap. Waar creëer je ruimte, welke waarden wil je beschermen en welk energiesysteem past daarbij? Maar ook over hoe je de omgeving deelgenoot maakt van de transitie: plannen hebben draagvlak nodig om ze te realiseren.”
Hoe het niet moet? Van Dam: “Neem de zonneparken die de afgelopen jaren in ons landschap op-popten. Daar hadden overheden mijns inziens te weinig sturing op inpassing en omvang. Projectontwikkelaars wachtten dit beleid niet af en gingen alvast aan de slag. Dit zorgde ervoor dat de komst van zonneparken soms – onnodig - ten koste ging van het landschap. Of dat er in een gebied zoveel zonneparken kwamen dat het elektriciteitsnet dit niet meer aankon. Zonde!”
Wat met de zonneparken gebeurde, dreigt ook voor de waterstofeconomie. Van Dam: “Noord-Nederland moet dé groene waterstofregio van Europa worden. Een mooie ambitie: groene waterstof is een belangrijk stukje in de transitiepuzzel. Inmiddels liggen er tientallen projecten, miljoenen euro’s en kilo’s aan beleidsplannen klaar om die waterstofeconomie te realiseren. Maar hoe we dit landschappelijk gaan oplossen…? Dat weten we nog niet.”
Die aandacht is nodig. Want, voor groene waterstof heb je elektrolysefabrieken, zonneparken, windmolens, batterijen en leidingen nodig. Van Dam: “Hoe ziet dat eruit, hoeveel ruimte kost dat? Hoe en waar geef je dit een plek in onze landschappen? Het zijn vragen die je nu moet stellen. Om te voorkomen dat je later spijt krijgt van de keuzes die je in de waan van de dag maakt. En om alvast die plekken in beeld te krijgen waar je wel meters kunt maken met groene waterstof.”
Eén van de initiatieven waarmee de onderzoekslijn Ruimte, Energie en Landschap start is het KIEM-project ‘Waterstoflandschap’. Dit gebeurt met meerdere bureaus die zich met landschapsarchitectuur en ruimtelijke ontwikkeling bezighouden. “Wij onderzoeken in een Living Lab* wat de ruimtelijke impact van de waterstofeconomie gaat zijn. Via ontwerp-workshops kijken we bijvoorbeeld hoe je technologieën beter en mooier in het landschap kunt inpassen.”
* Een Living Lab is een experimentele omgeving waarin we met bureaus, omwonenden en studenten samenwerken om nieuwe ideeën, producten of diensten te ontwikkelen.
Waterstoflandschap richt zich niet alleen op de esthetische kant van de energietransitie. Van Dam: “Wil je plannen realiseren dan heb je draagvlak in de samenleving nodig. Hiervoor is het belangrijk dat je de energietransitie vormgeeft met bewoners en lokale gemeenschappen. Maar, wat zijn goede strategieën? Hoe geef je mensen een stem en hoe haal je zorgen en oplossingen uit de omgeving naar boven? Ook dat willen we onderzoeken.”
Not In My BackYard (NIMBY) is een term die je vaak hoort in combinatie met de energietransitie. Van Dam: “Dit gaat erover dat mensen wél schone energie willen en achter de verduurzaming van het energiesysteem staan. Totdat biovergisters, hoogspanningsmasten of zonneparken hun directe omgeving – de eigen achtertuin – bedreigen. Dan komt iedereen in het verweer en wordt er tot de hoogste instantie geprocedeerd. Dit zet een rem op de transitie.”
Overigens verdient dit enige nuance. Van Dam: “Het wegzetten van bezwaren als NIMBY-gedrag doet onvoldoende recht aan de zorgen die mensen hebben over hun leefomgeving. De praktijk leert dat wanneer mensen kunnen meedenken over plannen of kunnen meeprofiteren in de opbrengsten van energie-initiatieven de bezwaren vaak meevallen. Ontwerpsessies met bewoners, coöperatievormen zijn daarom interessante strategieën. Ook een werkboek met voorbeelden hoe je met dit soort veranderingen omgaat, zou een mooie aanvulling zijn.”
De energietransitie speelt zich niet alleen af op het platteland. In de stad is er eveneens veel werk te verzetten. Zo wordt sinds 2018 via MAKING-City onderzoek gedaan naar Positive Energy Districts (PED): stukjes stad die meer energie opwekken dan ze verbruiken. Samen met de Finse stad Oulu heeft Groningen als ‘lighthouse stad’ een voorstrekkersrol. Andere Europese steden kijken en leren mee. Van Dam is projectleider van de Hanze in het Groningse deel van dit project.
Binnen MAKING-CITY Groningen werken burgers, bedrijfsleven, overheden en kennisinstellingen aan tientallen experimenten verdeeld over twee gebieden. Van Dam: “In Zuid ligt de focus op de verduurzaming van grote gebouwen waarvan het energiegebruik enorm hoog is, zoals de Mediacentrale. Ook zijn er oplossingen ontwikkeld om energie op te wekken. Denk aan de aanleg van een zonnevoetpad of een energiedak boven een parkeerplaats.
In het Nnoorden van de stad gaat het vooral over het verduurzamen van wijken. Zo werden in Paddepoel meerdere demohuizen energiezuinig gemaakt. Van Dam: “En we hebben geëxperimenteerd met nieuwe datatools om meer inzicht te krijgen in het energieverbruik in de wijk. Verder hebben we onderzocht wat er nodig is om mensen, huizen, gebouwen en wijken te transformeren. Denk aan een aanpak waarin we mét bewoners keken naar wat werkt in hun buurt in plaats van plannen voor ze te bedenken.”
MAKING-CITY en Waterstoflandschap: hele verschillende projecten, maar ze onderstrepen beide dat de energietransitie meer is dan een technische verandering van ons energiesysteem. Van Dam: “De transitie gaat over onze huizen, dorpen en wijken. Over de omgeving waarin we straks willen wonen. Over geld of juist het gebrek eraan. We hebben nu nog de kans om al die puzzelstukjes zo goed mogelijk te leggen.”
Met een energietransitie die om snelheid vraagt, lijkt dit een omweg. Toch kom je juist tot betere oplossingen wanneer je beleidsmakers, onderzoekers, energiecorporaties, ontwerpers en bewoners samen aan het werk zet, vindt Van Dam. “Neem de uitbreidingsplannen die op sommige locaties in het Noorden spaak lopen omdat er geen ruimte op het elektriciteitsnet is? Dit kun je voorkomen wanneer ontwikkelaars, overheden en netbeheerder elkaar eerder weten te vinden.”
Terug naar het beginplaatje van windmolens, zonnepanelen en fabrieken in een groen landschap met kerkjes en boerderijen. Wat is het toekomstbeeld van Van Dam? “Er verandert veel. Toch hoeft dit niet per se alleen maar negatieve gevolgen voor ons landschap te hebben. Misschien kunnen we het plaatje zelfs mooier maken dánkzij de energietransitie. Er is wel één voorwaarde: de wereld van energie en van ruimte moeten met elkaar om tafel om na te denken hoe je die toekomst vormgeeft.”
Wil je op de hoogte blijven van de nieuwste impactverhalen?
Schrijf je in voor het Hanze Impact MagazineHoe tevreden ben jij met de informatie op deze pagina?