Start(V)aardig geeft kleuters vertrouwen in eigen motoriek

  • Onderzoeker aan het woord
Startvaardig.png

Omdat kleuters graag en veel in beweging zijn, is het gemakkelijk te denken dat het met hun beweegvaardigheden wel goed zit. Toch is veel bewegen en goede beweegvaardigheden hebben niet hetzelfde. Buurtsportcoaches, vakleerkrachten en groepsleerkrachten zagen dat kinderen soms moeite hadden met eenvoudige opdrachten waar motorische vaardigheden voor nodig zijn, zoals op één been staan of ballen in een klein vakje gooien. Vanuit hun vraag hoe ze kleuters optimaal konden ondersteunen bij het verbeteren van hun beweegvaardigheid, ontstond Start(V)aardig. In Groningen was de interventie vooral gericht op scholen.

Start(V)aardig is een vierjarig project, dat liep van 2019-2023 en onderzocht hoe de beweegvaardigheid van kleuters kan worden gestimuleerd. De gedachte is dat wie op jonge leeftijd goed leert bewegen en daar plezier in heeft, een actievere leefstijl ontwikkelt. Het onderzoek werd uitgevoerd door de Hanze en verschillende andere hogescholen en universiteiten en door tien organisaties uit de sport- en beweegsector. 

Het begon met het in kaart brengen van welke factoren invloed hebben op de beweegvaardigheden van kleuters. Waarom beweegt de een bijvoorbeeld meer dan de ander? Ingrid van Aart was als docentonderzoeker betrokken bij het project. ‘We zagen dat wat kinderen thuis meekrijgen van groot belang was. Als ouders zelf sporten en actief zijn, zijn de kinderen dat vaak ook. En kinderen die opgroeien in een huis met een tuin hebben vaak ook meer bewegingsvaardigheden.

Veelzijdig leren bewegen
Loes Mombarg werkte als studente mee aan de ontwikkeling van het programma en nu als docentonderzoeker. Ze ging ook naar basisschool De Veenvlinder in Eelde om daar de eerste lessen te geven en de leerkrachten te begeleiden bij de invoering van het programma. Loes: ‘We hadden lessen ontwikkeld voor tien grondvormen van bewegen, zoals balanceren en vallen; stoeien en vechten; gooien, vangen, slaan en mikken, en nog meer. Deze grondvormen zorgden voor veel variatie in de les, en hierdoor viel er voor iedereen iets uit te halen. Kinderen moesten bijvoorbeeld 20 ballen in één vak gooien, of luisteren naar muziek en als die stopte op één been blijven staan, een oefening die te maken heeft met balans.’

Voor mij was het echt, aha, zo kun je een gymles bij kleuters ook doen.

Aha-moment
Dat Loes naast het ontwikkelen van het programma ook de eerste lessen kwam geven op de Veenvlinder, was voor de leerkrachten heel inspirerend. Leerkracht Marijn van Wijk: ‘Voor mij was het heel handig om te zien hoe ze de lessen opgebouwd had. Ze deelde het lokaal bijvoorbeeld in drie vakken en in het ene vak gingen de kleuters klimmen, in het andere rennen en in het andere gooiden ze met een bal. Voor mij was het echt, aha, zo kun je een gymles bij kleuters ook doen. Ik vond het ook een fijne manier van werken dat zij het voordeed en dat we zelf steeds meer konden overnemen.’

Kleuters gingen vol voor de uitdaging
‘De leerkrachten kregen allemaal nieuwe ideeën van hoe je het ook aan kunt pakken,’ vertelt Loes. ‘En je zag dat de kinderen het ook heel snel oppikten. Het verliep dus volgens plan, al waren er ook leuke verrassingen. Zo dachten we bijvoorbeeld dat stoeispelen met judo voor de kleuters te ingewikkeld zou zijn omdat ze daar de concentratie niet voor hadden en dat ze niet goed hun grenzen zouden kunnen aangeven. Dat bleek niet zo te zijn. Ze gingen er helemaal vol voor en grenzen aangeven was geen probleem. Leuk was ook dat sommige kinderen juist met het stoeispelen een heel andere kant van zichzelf lieten zien. Een kind dat in de klas nogal teruggetrokken was, stond in de zaal te stoeien met een van de sterkere kinderen.’ Marijn vult aan: ‘Dat waren echt leuke momenten, dat je iets verrassends bij de kinderen ziet. Bij tennis was het net zo. Je denkt al snel dat dat te moeilijk is, maar ze waren heel enthousiast. En je kunt goed differentiëren; bijvoorbeeld voor groep 1 een groter racket en een grotere bal, en dan eerst de bal op het racket balanceren. Daarmee daag je kinderen ook echt uit en dat vonden ze geweldig.’

De lessen van Loes en Ingrid waren steeds vernieuwend en dat heeft heel veel opgeleverd.

Wie sporten leuk vindt, blijft het ook doen
De toolkit die ontwikkeld is voor leerkrachten en sportcoaches bestaat uit veel verschillende producten, waarvan de lessen een onderdeel vormen. Een team van onderzoekers, waaronder Loes, ontwikkelde het programma en voerde dit uit op school. Na die eerste ronde werd het lespakket aangescherpt en met de tweede versie gingen de leerkrachten zelf aan de slag. Loes: ‘Het blijkt dat leerkrachten heel goed zelf kunnen werken met het materiaal. Ze zien dat het resultaat heeft, dat kinderen er plezier in hebben. Er is veel variatie in het aanbod en ze gaan vooruit. Dat maakt dat ze het ook willen blijven doen.’
Marijn: ‘Ik vond het mooi om te zien dat er bij kleuters veel meer mogelijk is dan je  zelf had bedacht. De lessen van Loes en Ingrid waren steeds vernieuwend en dat heeft heel veel opgeleverd.’

Net iets hoger in het klimrek
De onderzoekers wilden graag meten of het plezier in sporten bij de kinderen ook was toegenomen, maar hoe doe je dat? Loes: ‘Om daar een instrument voor te vinden was nog best een uitdaging. We hebben het bijvoorbeeld met smileys geprobeerd, die de kinderen na de les neerlegden, wat best goed werkte. Maar we konden het natuurlijk ook met eigen ogen zien. En dan ging het niet alleen om plezier. De leerkrachten zeiden dat ze konden zien dat de kinderen meer zelfvertrouwen kregen. Ze klommen bijvoorbeeld net iets hoger in het klimrek dan gewoonlijk. De leerkrachten konden zelf ook een stap opzij doen, omdat ze zagen dat de kinderen steeds beter werden.’

Ingrid: ‘Ook al konden we het niet goed meten, de leerkrachten zagen dat de kinderen veel beter waren in koprollen en in balanceren dan eerst. En de leerkrachten kregen meer handvaten voor hoe ze hun lessen konden aanpakken.’

Zichtbare impact
Basisschool De Veenvlinder in Eelde heeft gedurende het hele onderzoek van vier jaar meegedaan en leerkracht Marijn zag in die tijd een duidelijke verbetering: ‘We hadden een oefening waarbij we het klimrek horizontaal deden en de kinderen ‘zeediamanten’ van de grond moesten pakken zonder de grond te raken. Eerst was dat nog een lastige. “Hoe moet je dat doen?” klonk het. Maar gaandeweg ging het steeds beter en je zag hoe ze ook van elkaar leerden. Ik vond het een mooie aanpak, een herhaling van drie lessen met telkens een nieuw element. De kinderen gingen ook zelf variëren als ze iets goed onder de knie hadden, zoals achteruit gaan lopen op de eventwichtsbalk. Je zag hen duidelijk vooruitgaan.’

De leerkrachten waren blij met het ontwikkelde materiaal. Loes: ‘In het tweede jaar kregen we de vraag of we de opdrachten naar boven wilden bijstellen. Met andere woorden: konden we misschien nog wat extra opdrachten bedenken met nieuwe uitdagingen? De ontwikkeling van de kinderen ging zo snel en zo goed, dat ze daar zelf ook behoefte aan hadden.’

Vervolgproject Beweegtoppers
Ingrid: ‘Door de positieve uitkomsten van Start(V)aardig is er ook een vervolgproject gekomen: Beweegtoppers. Dit is alleen voor de provincie Groningen, en versie 1.0 richtte zich op kinderen van vier tot zes. We maakten gebruik van de activiteiten die we voor Starvaardig hebben ontwikkeld en die hebben we aangepast, zodat kinderen die ook op het plein kunnen doen. Inmiddels is er ook een versie 2.0 voor kinderen van twee tot zes, zodat de peuters ook betrokken worden. Hiervoor ontwikkelen we juist met name lessen voor op het plein, met natuurlijk als hoofddoel het ontwikkelen van de motorische vaardigheden van de kinderen.’

Onze mensen