‘Je moet collega’s de kans geven om met jouw ontwikkeling mee te gaan’
- Alumnus aan het woord
Iedere leerling heeft zijn eigen geschiedenis, verhaal en context. Hoe kunnen leraren die verschillen inzetten om een krachtige leeromgeving te ontwikkelen voor alle leerlingen in hun klas? Hoe ontdek je ieders potentieel? Dat is de kern van de master Talentontwikkeling & Diversiteit. De master is bedoeld voor leraren in het po, vo, mbo en hbo met een groot onderwijshart, die ontwikkelingsgericht willen werken. Alumna Marloes Brinks en programmamanager Mariëlle van den Hul-Kuijten vertellen meer over de master.
“Ik verzorg lessen in een aantal modules, een daarvan is de module Interactie. Daarin nodigen we onze masterstudenten bijvoorbeeld uit om in hun klas de interactie te filmen tussen hen en hun leerlingen. Het zijn deelopdrachten waarin je je bewust wordt van hoe je kijkt en hoe je al ontwikkelingsgericht werkt en wat jouw interventies doen. Zo onderzoek je bijvoorbeeld wat signalen zijn van talentvol gedrag bij jouw leerlingen. Het is voor mij als docent fantastisch om te zien wat voor eyeopeners dat geeft. Ik hoor vaak terug ‘ik kijk nu anders naar mijn leerlingen’. Een student had van een leerling teruggekregen ‘maar meester, je lessen zijn nu zoveel leuker!’ En dan moet je bedenken dat hij al een topleraar was voordat hij aan onze master begon. Waar zit het hem dan in, vroeg ik hem.
Ik neem nu de tijd om echt naar mijn leerlingen te luisteren en te kijken naar wat ze nodig hebben. Hij was steeds aan het anticiperen op waar ze in de leerstof waren, hoe de leerstof bij zijn leerlingen landde. Op basis daarvan zette hij dan een volgende stap. Heel anders dus dan zijn lesjes af te draaien. Dat verschil, daar zit de winst. En dat is nog maar een voorbeeld uit een van onze modules! Vanuit de module Leeromgeving nog zo’n mooi voorbeeld. Een student die in het mbo voor de klas staat maakte videofilmpjes om zijn eigen leerlingen te helpen met basisrekenen. Sommigen hadden daar problemen mee maar dankzij die filmpjes konden ze stap voor stap groeien. En groeien deden ze! De leraar vroeg hen hoe het kwam. Hij maakte de filmpjes zelf en sprak ze zelf in. Zijn eigen stem, zijn manier van praten,
dit zorgde ervoor dat het vertrouwd was. Dat gaf leerlingen het gevoel dat ze nog even wat extra aandacht van hem kregen.
Zo leren de masterstudenten dat ministapjes, het verschil kunnen maken. Hun startpunt is de eigen praktijk, dit is het basisuitgangspunt. Van daaruit ontwikkelen ze een aanpak en testen die
op hun eigen school, in hun eigen klas, met hun eigen leerlingen. Stapsgewijs. Vanuit het ene stapje bouw je verder. Zo ontwikkelen ze een lespraktijk die gebaseerd is op informatie én eigen onderzoek. In de eindmodule Opbrengsten presenteren ze hun resultaten tijdens een minisymposium. Daar zitten familie en vrienden maar ook onderwijsprofessionals en wetenschappers. We vinden het namelijk niet alleen belangrijk dat je wetenschappelijke kennis toepast in je onderwijs maar ook het gesprek aangaat
met de buitenwereld. Zo haal je niet alleen kennis op maar geef je die ook
terug.”
“Op mijn school combineren we alle zaakvakken in Wereldtijd en leren vanuit eigen onderzoeksvragen staat daarin centraal. We merkten – dat bleek ook uit mijn vooronderzoek – dat dit best een lastig proces is. Wat we konden verbeteren, dat ging ik onderzoeken voor
mijn afstudeerproduct. Het probleem waar de leerkrachten tegen aanlopen is het vinden van de juiste balans tussen het richting geven en ruimte bieden in het begeleiden van onderzoeksvragen, zodat de
nieuwsgierigheid van de leerlingen behouden blijft. Kinderen bij ons op school zijn nieuwsgierig en ze stellen prachtige vragen maar die zijn vaak niet onderzoekbaar, bijvoorbeeld omdat ze veel te complex zijn. Er bestaan allerlei instrumenten die je dan kunt inzetten, bijvoorbeeld een vragenmachientje.
Maar als we een vraag door zo’n vragenmachientje haalden, kwam er een vertaalslag en dan was het ineens niet meer de vraag van die leerling. Ik zag de nieuwsgierigheid verdwijnen en dat is nou juist een van die talentkrachtige dingen die je graag wilt. Wat ons ook duidelijk werd: een onderzoeksvraag was vaak meer een opzoekvraag. De motivatie verdween als ze van alles moesten gaan opzoeken in plaats van praktisch aan de slag te kunnen. Kortom, hoe hielden we de leerlingen nieuwsgierig? Ik ben collega’s
gaan interviewen om te horen waar zij precies tegenaan liepen en ik vroeg het ook de leerlingen. Op basis daarvan heb ik kaarten ontwikkeld: een hulpmiddel voor leerkrachten en kinderen die het stellen van onderzoeksvragen inzichtelijk maken. Leerkrachten helpt het om kinderen te begeleiden en het helpt kinderen om de wereld te leren begrijpen vanuit hun eigen verwondering. Toen we ermee gingen werken zag ik dat hun natuurlijke nieuwsgierigheid wél overeind bleef.
Ik nam mijn collega’s hierin mee vanaf de start. Dat heb ik wel moeten leren. Ik was gewend om ideeën eerst tot in de perfectie uit te werken binnen mijn eigen klas. Ik dacht dat ik ze alleen dán enthousiast kon maken. Maar in de master kreeg ik feedback van medestudenten en docenten, en
daarvan leerde ik dat het voor collega’s lastig instappen is als mijn product al perfect is. Ik heb gemerkt dat het gezamenlijke proces ons veel meer opleverde en mezelf uiteindelijk ook, want door wisselwerking ontstaan nieuwe inzichten. Ik krijg daar veel energie van en mijn collega’s ook. Ik heb die kaarten
ontwikkeld voor de master maar we werken er nu mee op onze school. Als klein stukje in het proces waar wij mee bezig zijn. Samen ontwikkelen we het door, en daarmee gaat het nog veel meer leven. Het product is niet alleen van mij maar van de hele school.”
Marloes Brinks geeft les aan groep 4-5 van OBS ’t Swarte Meer in de gemeente Emmen.
Hoe tevreden ben jij met de informatie op deze pagina?