Q&A met lector Ihsan Bal

  • Nieuws
Ihsan Bal

Lector Ihsan Bal van het lectoraat Constructieve Veiligheid & Aardbevingen is sinds 2017 werkzaam bij de Hanze. Onlangs is hij benoemd tot bijzonder hoogleraar Digital Technologies in the Built Environment aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG).

Tekst: Nathalie Meeuwsen

Je leidt de Onderzoeksgroep Constructieve Veiligheid & Aardbevingen bij de Hanze. Wat houdt je werk in? 
"Een deel van mijn werk bestaat uit het lid zijn van allerlei beoordelingscommissies die betrokken zijn bij de gevaren- en risicobeoordeling (Hazard And Risk Assessment) met betrekking tot het aardbevingsvraagstuk in Groningen. Zo maakte ik deel uit van een technische commissie voor het versnellen van de versterking van woningen en een commissie die voor het ministerie van Economische Zaken de berekeningen van de NAM over het aardbevingsrisico voor woningen controleerde."  

Kun je enkele voorbeelden geven van onderzoeksprojecten? 
"Toen ik bij de Hanze kwam werken, was er veel discussie over het monitoren van constructies. Een door NAM betaald TNO-netwerk had 300 huizen uitgerust met 300 sensoren, maar die stonden niet op de grond of op de vloer. Dus wij zeiden toen dat dit geen structurele monitoring is. Om een gebouw goed te monitoren, heb je één sensor op de grond nodig om te meten hoeveel de grond schudt en een andere op de muur om te zien hoe de muur reageert. De gegevens van deze twee sensoren samen vertellen je hoe het gebouw reageert op het schudden. Om een showcase te maken, hebben we de Fraeylemaborg in Slochteren geïnstrumenteerd. Het was een lange tijd het enige gebouw in heel Groningen dat wordt gemonitord op basis van klassieke structurele gezondheidsmonitoringsprincipes. We volgen het sinds 2018 en ons onderzoek loopt nog steeds. Je moet een gebouw voor een langere periode monitoren om te begrijpen hoe een gebouw wordt aangetast door aardbevingen, wat de schade is, wat de schade veroorzaakt, enzovoort. Dit soort monitoring is duur, dus we gebruiken het alleen voor belangrijke gebouwen. 

Een ander project was SafeGo, gefinancierd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het richtte zich op het monitoren, versterken en beoordelen van constructies tegen aardbevingen. We testten muren op onze triltafel en hebben de mate van schudden geleidelijk verhoogd tijdens het testen. Bij visuele inspectie merkten we niet veel veranderingen op van de eerste tot de laatste test. Maar door gevoelige apparatuur te gebruiken, konden we veranderingen meten die we met het blote oog niet konden zien. Met voldoende sensoren op een gebouw kunnen we zien of de scheuren erger worden of niet. Het onderhoud en het bedienen  van dergelijke sensoren is duur. Economisch gezien is het dus geen haalbare optie, maar het laat wel zien dat visuele inspectie je niet het hele verhaal vertelt. Het laat niet zien hoe schade zich tijdens aardbevingen in een muur verspreidt." 

Je had het ergens over een Comfort Level Earthquake (CLE). Wat bedoel je daarmee?  
"Het is een ander soort compensatieregeling voor gebieden met opgewekte aardbevingen (aardbevingen die het gevolg zijn van menselijke activiteiten, red.). Voor Groningen is het te laat, maar het zou op andere plekken met gasvelden of mijnbouwactiviteiten wel kunnen werken. Wanneer je met zulke activiteiten begint, veroorzaken ze altijd enige overlast. Zelfs als er niets gebeurt, verstoort de mogelijkheid dat er iets zou kunnen gebeuren het comfortniveau van mensen. Om een gasveld of mijnbouwgebied te kunnen exploiteren, moeten mensen het accepteren en het een sociale licentie geven om het te kunnen exploiteren.  

Wat ik voorstel is een wetenschappelijke basis voor compensatie in plaats van alleen een juridische. Compensatie moet gebaseerd zijn op bouwkundige principes, niet enkel op de wet. De huidige juridische procedures duren te lang. Iedereen binnen de bufferzone zou een vergoeding moeten krijgen, waarbij meer wordt gegeven aan degenen in het hart van het aardbevingsgebied en minder aan degenen aan de rand ervan. Elk gezin zou een percentage van de gasopbrengst moeten krijgen, want gaswinning zorgt hoe dan ook voor overlast. Als de verstoring een bepaald niveau overschrijdt en fysieke schade veroorzaakt, moet een regeling voor het vergoeden van fysieke schade in werking treden." 

Heeft Groningen in de toekomst ook nog aardbevingsbestendige constructies nodig nu de gasvelden gesloten zijn en voor hoe lang?  
"Het gevaar, de kans op aardbevingen, zal afnemen omdat de gaswinning is gestopt. We weten niet wanneer dat gevaar nul zal bereiken, maar het zal afnemen. Hierdoor zal ook het risico dat constructies instorten of ernstige schade oplopen tijdens een aardbeving afnemen. Maar we weten niet wanneer het nul zal zijn, dus het zou niet verstandig zijn om de organisaties zoals NCG en andere die zijn ontstaan rond het aardbevingsvraagstuk in Groningen te sluiten. Want het echte risico is dat we over een paar jaar denken: 'Oké, het was een helse nachtmerrie, laten we het vergeten'. Dus we sluiten alles af en dan, over jaar of tien, komt er misschien weer een aardbeving met een kracht van 3,5 op de schaal van Richter, bijvoorbeeld. Als dat gebeurt, zijn we er totaal niet meer op voorbereid. Niet alleen dat, maar mensen in Groningen zullen een zinkend gevoel hebben van 'Oh nee, niet weer!'. De impact zou veel groter zijn en we zouden de hele operatie opnieuw moeten opstarten."  

Je bent onlangs benoemd tot bijzonder hoogleraar Digital Technologies in the Built Environment aan de RUG. Hoe zal deze rol je helpen in je onderzoek?  
"Onderzoek doen naar structurele veiligheid is een uitdaging, vooral met onze verouderde infrastructuur. Veel bouwwerken, gebouwd in de jaren '60 en '70, zijn nu oud. Zo stortte een brug in Dresden in en ook de Morandi-brug in Genua stortte in, met dodelijke slachtoffers tot gevolg. Deze incidenten tonen aan dat dergelijke problemen zich overal kunnen voordoen, zelfs in Europa. De uitdaging is om zwakke bruggen te identificeren voordat ze instorten, wat veel middelen, tijd en geld vereist. Traditionele methoden, zoals menselijke inspecties, werken niet meer omdat we niet genoeg mensen, geld en tijd hebben. Hetzelfde geldt voor aardbevingsschade. Digitale hulpmiddelen zijn essentieel voor dit werk. Het Instituut Mijnbouwschade Groningen maakt al gebruik van digitale technologieën omdat hun takenpakket enorm is. Ze hebben een toegewijd digitaal team, wat de enige manier is om dit probleem aan te pakken. Deze instrumenten kunnen ook ons onderzoek op de Hanze naar Structural Safety and Earthquakes ondersteunen, maar digitale tools zelf zijn een ander onderzoeksgebied en het is multidisciplinair. Het gaat om informatica, toegepaste wiskunde en technische natuurkunde, en daarom hebben we steun van de RUG nodig."  

Denk je dat zo'n samenwerking tussen de RUG en de Hanze ook nuttig kan zijn voor andere onderzoeksgebieden?  
"Ja, we werken veel samen met mensen van computer vision. Ze ontwikkelen technologieën die gebruikt kunnen worden in de gezondheidszorg en bij het ontwikkelen van nanomaterialen, biosensoren en oplossingen voor de bebouwde omgeving. Bij de Rijksuniversiteit Groningen richten ze zich op de theoretische ontwikkeling van instrumenten en hebben ze usecases nodig, praktische problemen om aan te werken. Built environment is een heel goede usecase. Door met ons samen te werken, kunnen ze echte problemen aanpakken, hun technologie aanscherpen en bewijzen dat het echt werkt. Wij kunnen hen toegang geven tot onze faciliteiten op de Hanze en zij geven ons toegang tot hun technologie. Het werkt dus twee kanten op."